Academy Track (AMBI)
JavaScript Tree Menu

Exameneisen ISyF

(zie ook EXIN website)

1. Basisbegrippen
1.1 De kandidaat weet welke componenten het informatieparadigma bevat.
1.2 De kandidaat kent het verschil tussen een automatiseerd en een niet-geautomatiseerd Informatie Systeem.
1.3 De kandidaat heeft inzicht in de indeling van software naar systeemsoftware en applicatiesoftware.
1.4 De kandidaat kent de taken en verantwoordelijkheden van de eigenaar, gebruiker en beheerder.
1.5 De kandidaat kent het begrip integratie van informatiesystemen.

2. Positionering van informatiesystemen binnen organisaties
2.1 De kandidaat heeft inzicht in het proces informatieverzorging en heeft daarmee inzicht in de samenhang tussen de organisatie (waarom), het informatiesysteem (wat) en de informatietechnologie (hoe).
2.2 De kandidaat heeft inzicht in de informatiestromen tussen het bestuurlijk
informatiesysteem en de omgeving, het besturend orgaan en het bestuurd systeem.
2.3 De kandidaat heeft inzicht in de kenmerken van informatie bij besluiten die strategisch, tactisch of operationeel van aard zijn.
2.4 De kandidaat heeft inzicht in de deelprocessen van informatieverzorging.

3. Soorten Informatiesystemen en toepassingsgebieden
3.1 De kandidaat heeft inzicht in de hoofdindeling van de toepassingsgebieden naar operationele processen, besturende processen en producten en diensten.
3.2 De kandidaat heeft inzicht in de relatie tussen vormen van automatisering en toepassingsgebieden.
3.3 De kandidaat kent de begrippen Business Intelligence, Datawarehousing,
Datamining Systemen.
3.4 De kandidaat kent de begrippen e-business en e-commerce.
3.5 De kandidaat kent de begrippen WorkFlowManagement(systemen), Groupware en DIS.
3.6 De kandidaat kent het begrip Enterprise Resource Planning (ERP).
3.7 De kandidaat kent het begrip Customer Relationship Management (CRM).

4. Ontwikkeling van Informatiesystemen
4.1 De kandidaat kent de relatie tussen het organisatiebeleid en het informatiebeleid.
4.2 De kandidaat kent een aantal werkwijzen voor systeemontwikkeling.
4.3 De kandidaat kent de fasen van verschillende levenscycli.
4.4 De kandidaat kent de rollen en taken in een ontwikkeltraject.
4.5 De kandidaat kent de verschillende soorten documentatie.
4.6 De kandidaat kent een aantal methoden voor systeemontwikkeling.

5. Kwaliteit
5.1 De kandidaat kent de kwaliteitsaspecten van een Informatiesysteem.
5.2 De kandidaat kent de kwaliteitseisen die aan een Informatiesysteem kunnen
worden gesteld.
5.3 De kandidaat kent de relatie tussen de kwaliteit en de kosten van de ontwikkeling van een Informatiesysteem.
5.4 De kandidaat kent een aantal kwaliteitssystemen en kwaliteitsmodellen.