Academy Track (AMBI)
JavaScript Tree Menu

Samenvatting ISyF

1. Basisbegrippen

1.1. Informatieparadigma (zie tekening)

     IS = Informatie systeem
     RS = Reeel systeem, bijvoorbeeld een bedrijfsproces
     Omgeving = de omgeving v.h. totale systeem, alles wat er niet bij hoort.
     1 = Invoer naar het bedrijfsproces/reeel systeem, zoals grondstoffen en energie (materiestroom)
     2 = Uitvoer van het bedrijfsproces/reeel systeem, de eindproducten v.h. reeel systeem (ook afvalproductie) (materiestroom)
     3 = Informatiestroom van het RS naar het IS (info over het productieproces, invoer en uitvoer) (interne informatie)
     4 = Informatiestroom van het IS naar het RS (stuurinformatie) (interne informatie)
     5 = Informatiestroom van de omgeving naar het IS zoals info over grondprijzen, optimale productieomstandigheden, milieuverordeningen etc. (externe informatie)
     6 = Informatiestroom van het IS naar de omgeving (interne informatie) zoals management informatie, rapportage aan de belastingdienst.

1.2. Geautomatiseerde informatiesysteem.

     Twee soorten informatiesystemen:
     1) handmatig: er wordt geen gebruik gemaakt van apparatuur en programmatuur om invoergegevens te verwerken tot informatie.
     2) geautomatiseerd: gegevensverwerking vindt plaats door samenwerking van hardware en software.

     Werkdefinitie geautomatiseerd informatiesysteem:
     Een informatiesysteem is een verzameling hardware (apparatuur) , software (programmatuur), gegevens, mensen en procedures voor het besturen van bedrijfsprocessen.
     -> verzameling: samenhangend geheel van genoemde componenten, die gerealiseerd wordt door procedures die voorschrijven hoe de communicatie tussen de onderdelen moet verlopen.
     -> hardware (apparatuur): computers (mainframes, laptops etc), geheugens (magneetschijfeenheden, diskettes), randapparatuur (printers, plotters, scanners), communicatiemiddelen (modems, kabels)
     -> software (programmatuur): besturingssystemen, DBMS, toepassingsprogrammatuur etc.
     -> gegevens: zowel onbewerkte (invoer) als bewerkte (uitvoer) gegevens, alsook de gegevensverzamelingen en hun structuur
     -> mensen: twee groepen (1) gebruikers die werken met het IS, zoals managers en kantoorpersoneel; (2) automatiseerders die werken aan het IS, zoas informatie analysten en programmeurs
        Voorbeelden:
        - invoer: data-entry typistes;
        - verwerking: operators;
        - uitvoer: managers die de info interpreteren;
        - hardware: technische specialisten;
        - software: progammeurs.
     -> procedures: deze zijn overal te vinden waar afspraken over te vormen werkwijzen worden vastgelegd.

1.3. Indeling software

     1) Systeemsoftware maakt het mogelijk dat de computer toepassingen kan uitvoeren (vooral gebruikt door beheerders):
        - systeemondersteuning - aanvullende systeemprogramma's die vaak afkomstig zijn van een andere leverancier dan die van het OS (virusscanner, utilities)
        - programmeertalen - hiermee kunnen systeemprogramma's en applicaties ontwikkeld worden (CASE tools, Java, VB, Cobol)
        - Systeembeheer - deze programma's zorgen voor de aansturing van de computer (OS, DBMS, netwerkbeheer(middleware), datacommunicatie).
      2) Applicatiesoftwaer richt zich op het realiseren van een toepassing (vooral gebruikt door gebruikers):
        - standaardsoftware - standaardpakketten zijn goedkoop en gebruikersvriendelijk, twee soorten:
                              a) horizontale standaardpakketten - algemeen toepasbaar zoals tekstverwerkingspakketten, spreadsheets etc.
                              b) vertikale standaardpakketten - alleen bruikbaar binnen een bepaalde branche, bijvoorbeeld klantenadministratie voor tandarts wijkt af van die van de kapper
        - maatwerk - een programma wordt op maat gemaakt voor een organisatie. Maatwerk wordt steeds minder gebruikt, omdat het duur is, en standaardpakketten ook vaak voldoende funcionaliteit en kwaliteit hebben.
        Ook met standaardpakketten kan vaak maatwerk-applicaties gemaakt worden, bijvoorbeeld MS Access of MS Excel voor het bijhouden van de urenregistratie o.i.d.\

1.4. Eigenaar, gebruiker, beheerder

     1) Eigenaar (van wie is het IS?): eigendom van het IS, heeft beslissingsbevoegdheid, is directeur of afdelingshoofd, deze heeft het vaak gedelegeerd.
     2) Gebruiker (wie gebruikt het IS?): gebruiker maakt gebruik van de functionaliteit, de mogelijkheden van het IS en zullen meestal ook eisen stellen aan (de werking van) het IS.
     3) Beheerder (wie zorgt voor het blijvend functioneren van het IS?): beheerder is verantwoordelijk voor de exploitatie, het beschikbaar stellen en het onderhoud (zorgen dat het IS blijft voldoen aan de *wijzigende) eisen van de gebruikers).

     Soorten onderhoud:
     - correctief (herstellen van fouten)
     - preventief (voorkomen van fouten)
     - perfectief (verbeteren van prestaties)
     - adaptief (aanpassen aan ontwikkelingen in de omgeving)
     - additief (aanvullen op grond van (toegevoegde) functionele eisen van de gebruikers).

1.5 Integratie van informatiesystemen:

    Geintegreerde informatiesystem voldoen aan de volgende voorwaarden:
    - overlappende informatiesystemen (bijvoorbeeld in de vorm van een gemeenschappelijke DB)
    én
    - overlappende gebruikersgroepen
    én
    - gebruikersgroepen die van meerdere informatiesystemen gebruik maken.

2 Positionering van informatiesystemen binnen organisaties

2.1. Samenhang informatieverzorging en organisatie

INFORMATIETECHNOLOGIE (IT) maakt het technisch mogelijk dat en INFORMATIESYSTEEM  door middel van het proces INFORMATIEVERZORGING uit gegevens geproduceerde informatie verstrekt, in de juiste vorm, op de juiste plaats en op het juiste moment.
Interne informatie is informatie die in de organisatie zelf ontstaat.
Externe informatie is informatie die uit de omgeving komt.

Beschrijvingsniveaus van de informatieverzorging:
- Waarom (is het proces informatieverzorging nodig)? -> organisatie (doel, om te voldoen aan de informatiebehoefte van de organisatie)
- Wat (voor onderdeel brengt het proces informatieverzorging op gang)? -> informatiesysteem (welke informatie verwerken)
- Hoe (wordt het proces informatieverzorging mogelijk gemaakt)?    -> (door het toepassen van) informatietechnologie (infrastructuur waarop informatiesysteem geinstalleerd is)

BPR? Business Process Remodeling??

2.2. Beslissen en besturen

Besluitvormingsproces volgens Simon:
1) intelligence (onderzoek)= probleemverkennende fase: informatie verzamelen over de bedoeling van de keuze, de oplossingsalternatieven met mogelijke gevolgen en de mate van voorspelbaarheid van het effect.
2) design (ontwerp van oplossingsalternatieven) = probleemformulerende fase: preciese formulering van het probleem die concreet en controleerbaar wordt genoteerd en de oplossingsalternatieven.
3) choice (keuze van oplossing)= probleemoplossende fase: acties ondernemen die moeten leiden tot het gewenste resultaat.

Bij de uitvoering van processen molet voortdurend worden beslist over de aanvang, voortgang en de afloop ervan. Daarom gebruikt men ook wel de term besturen.
Besturen:
- de gewenste richting doen volgen;
- de beweging regelen;
- richting geven aan;
- de leiding hebben van.

Voor de besturing van processen wordt vaak gebruik gemaakt van een model: het besturingsparadigma van Bemelmans.
Zie plaatje.
I Besturend orgaan is de beslisser, degenene die de mens(en) en/of machine(s) stuurt.
II Informatiesysteem is een systeem dat uit verzamelde gegevens informatie produceert, op grond waarvan I beslissingen neemt.
III Bestuurd systeem, het systeem of proces dat bestuurd wordt.
IV Omgeving, alles dat zich buiten I,II en III bevindt. Dit heeft invloed op de besturing en de besturing heeft invloed op de omgeving.

Bestuurlijke informatie is informatie die nodig is om te kunnen besturen/beslissen.
Stuuracties zijn acties die het besturend orgaan onderneemt op basis van bovenstaande informatie.(aanpassen stuurvariabelen)
Het informatiesysteem heeft als invoer gegevens van buitenaf (externe gegevens) en gegevens van het bestuurde proces (interne gegevens).
Het informatiesysteem produceert m.b.v. die gegevens de informatie voor het besturend orgaan.
Het bestuurde systeem wordt beinvloed door de stuuracties en de input vanuit de omgeving. De resultaten worden intern doorgegeven (interne gegevens) en extern (output)
De omgeving zorgt voor de stroom van externe gegevens naar het IS(externe gegevens) en naar het bestuurd proces zelf(input).
De omgeving ontvangt informatie uit het bestuurde systeem (output).

2.3. Besluitvormingsniveaus

Voor de afwegingen die bij een keuze een rol spelen, is informatie nodig over:
- de huidige situatie
- de gewenste situatie
- de alternatieven
- de gevolgen van elk alternatief
- de mate van voorspelbaarheid van de gevolgen

Andere factoren die een rol spelen zijn:
1) het niveau in de organisatiestructuur waarop de beslissing wordt genomen
2) de aard van de beslissing.

ad 1) De niveaus van de organisatie (vaak in pyramide weergegeven) en karakteristieken van de benodigde informatie:
a) Strategisch (lange termijn, samengevat, globaal, voornamelijk extern, onregelmatig nodig, vaak verschillende informatie(bronnen)
b) Tactisch (tussen strategisch en operationeel in)
c) Operationeel (korte termijn, gedetailleerd, voornamelijk intern, geregeld nodig, dezelfde informatie(bron)
De bedrijfsprocessen zijn geen onderdeel van de organisatieniveau's maar worden er vaak wel onder gehangen.

Aggregatie = het ordenen van gedetailleerde informatie tot samengevatte informatie
Selectie = het halen van gedetailleerde informatie uit globale informatie

ad 2) De aard van de beslissing heeft te maken met de effecten van de beslissing
a) tijdsduur: lange, middellange of korte termijn
b) niveau waarop de beslissing wordt genomen
c) de frequentie waarmee de beslissing wordt genomen: eenmalig, meer dan eens, vaak.

Ook bij aard van de beslissing spreken we van strategische, tactische en organisatorische beslissingen.
Strategisch:
- lange termijn effect
- rakend aan de doelstelling van de organisatie
- grote invloed op de organisatie als geheel
- veelal genomen op strategisch management niveau
- gebaseerd op globale informatie
- vaak eenmalig genomen
- niet programmeerbaar

Organisatorisch:
- korte termijn effect
- rakend aan de processen van de organisatie
- weinig invloed op de organisatie als geheel
- veelal genomen op operationeel management niveau
- gebaseerd op gedetailleerde informatie
- veelvuldig genomen
- programmeerbaar

Tactische beslissingen zitten er tussenin.

2.4. Het proces informatieverzorging (en deelprocessen)

Deelprocessen van de informatieverzorging zijn:
1) het verkrijgen van gegevens
2) het vastleggen van gegevens
3) het bewerken van gegevens
4) het verwerken van gegevens tot informatie
5) het verstrekken van de informatie (op het juiste moment, op de juiste plaats en in de juiste vorm)

ad 2) Vastleggen van informatie: invoer, daar worden invoercontroles op gedaan:
- niet geprogrammeerde controles zoals visuele controle
- geprogrammeerde controles:
  * volgordecontrole (volgnummer)
  * tekencontrole (juiste symbolen gebruikt)
  * lengtecontrole (de afmeting van de ingevoerde gegevens)
  * verbandscontrole (tussen de diverse onderdelen van bij elkaar horende gegevens, zoals bijvoorbeeld postcode en woonplaats)\
ad 4) Verwerken van ingevoerde gegevens, de manier waarop dat plaats vindt.
  - naar aspect tijd:
    * transactiegewijs, postgewijs of real-time verwerking = direct
    * stapelsgewijs of batchgewijze verwerking = eerst verzamelen en dan allemaal tegelijk
  - naar aspect locatie:
    * centrale verwerking (gegevens worden van overal ingevoerd, maar op centrale computer verwerkt)
    * decentrale verwerking (invoer en verwerking op diverse werkplekken in de organisatie)
    * gedistribueerde verwerking (combinatie van centrale en decentrale verwerking)
ad 5) Drie hoofdvormen van rapportage:
  - directe rapportage (bijv. het opvragen van banksaldo via girofoon)
  - periodieke rapportage = regelmatig terugkerende rapportage
  - uitzonderingsrapportage (bijv. een overzicht van klanten met een betalingsoverzicht)

3. Soorten informatiesystemen en hun toepassingsgebieden.

3.1 Toepassingsgebieden van informatiesystemen (operationeel, bestuurlijk, diensten en producten):

1) Operationele automatisering
- administratieve automatisering: vastleggen en verwerken van cijfermatige gegevens
- kantoorautomatisering: automatiseren van kantoorwerkzaamheden
- fabrieksautomatisering: productontwikkeling en productie

Steeds vaker nadruk op integratie van computer ondersteunende activiteiten, zowel binnen als buiten de organisatie.
Deze dubbele integratie: Computer Integrated Manufacturing (CIM): flexibiliteit, verkorting aanlooptijd, verkorting doorlooptijd.
Computer Aided activiteiten:
CAD = Design (tekenen)
CAE = Engineering (berekenen)
CAM = Manufacturing (fabriceren)
CAPP = Process Planning (plannen van processen)
CAL = Logistics (logistiek)

2) Bestuurlijke automatisering
Op dit niveau gebruiken we het besturingsparadigma voor het bouwen en implementeren van informatiesystemen.
Definitie: Een bestuurlijk informatiesysteem is een informatiesysteem dat middels het proces informatieverzorging bestuurlijke informatie produceert.
Bestuurlijke informatie is nodig om beslissingen te nemen.

Onderverdeling bestuurlijke informatiesystemen:
1) TPS => Transaction Processing Systems = registratie van veranderingen bijvoorbeeld t.b.v. voorraadbeheer
2) DS => Documentaire Systemen = vastleggen van volledige documenten, zoals brieven, facturen, lesmateriaal
3) SDS => Structured Decision Systems = volledig geprogrammeerde/geautomatiseerde beslissingen op basis van verwerkte gegevens, bijvoorbeeld bijbestellen als voorraad minder wordt dan vastgesteld aantal. Er ligt vaak een TPS aan een SDS ten grondslag.
4) DSS => Decision Support Systems = moet de mens ondersteunen bij het nemen van beslissingen door alternatieve oplossingen te presenteren, door te rekenen en overzichten te maken ter ondersteuning en advisering. Ook hier vaak een TPS als basis voor DSS. Gebruik in "What if?" situaties.
5) KS => Kennis en expert systemen = vastleggen van zeer gespecialiseerde kennis, waarbij ook de inzichten van experts zijn verwerkt, bijvoorbeeld een systeem om een arts te helpen bij het stellen van een diagnose op basis van enkele symptomen.

(6) MIS => Management Information System: geintegreerde informatiesystemen, verwerkt vooral financiele gegevens en ondersteund de besluitvorming op operationeel niveau.
(7) EIS => Executive Information System: lijkt op MIS, maar kan ook "What if?" analyses uitvoeren en biedt meer mogelijkheden tot het samenvoegen van gegevens en presentatie en communicatie. Ondersteund besluitvorming op tactisch en strategisch niveau.

Beslissingsmodel: Het is gebruikelijk informatiesystem in te delen naar de aard van het beslissingsniveau:
- rationeel model: beslissingssituatie = volledig gestructureerd probleem
- intuitief model: beslissingssituatie = gedeeltelijk gestructureerd/gedeeltelijk ongestructureerd probleem
- primitief model: beslissingssituatie = geheel ongestructureerd probleem.

Verschillen SDS en DSS
       Aspect                          SDS                                               DSS
* beslissings niveau                   operationeel management                           strategisch/tactisch management
* beslissingsmodel/aard                rationeel model                                   intuitief en primitief model
* invloed van de beslissing            beperkt, korte termijn                            groot, lange termijn
* soort benodigde gegevens             (vooral) interne gegevens                         interne en externe gegevens
* frequentie van de beslissing         periodiek, routinematig                           incidenteel
* stijl beslissen                      taakgebonden                                      persoonsgebonden
                                       ->(voortgangsbewaking, planning,voorraadbeheer)
* contingentie / toepasbaarheid        eenvoudige beslissing                             complexe beslissingen
* kritieke succesfactor (CSF)          efficient en betrouwbaar                          effectief en flexibel
* soort                                structureel                                       what if?...


3) Geautomatiseerde producten en diensten
- productautomatisering = chip in wasmachine (met embedded software)
- dienstautomatisdering = EIS = Electronic Data Interchange: electronische gegevens uitwisseling tussen computers

3.3 Business Intelligence = snel kunnen verzamelen, analyseren en communiceren van interne en externe informatie.

Datawarehouse en datamining; redenen om dit op te zetten:
- klant segmentering (groepen op verschillende manieren benaderen)
- klant integratie (meerdere producten aansmeren)
- klant risico profielen (zoeken naar verbanden tussen gegevens)
- klantbindings programma's (airmiles, zegeltjes)

OLAP-tools (Online Analytical Procession Tools)=> geavanceerde technieken om gegevens aan het datawarehouse te onttrekken d.m.v. Queries and Reports.

3.4 E-business en E-commerce = het gebruik van openbare netwerken als internet voor zakelijke toepassingen.

We kennen A = Administration (overheidsinstellingen), B = Business (bedrijven) en C = Consumers (klanten)
A2A => vb belastingdienst en gemeente
A2B => vb aanvragen vergunningen
A2C => vb electronisch stemmen
B2B => vb zaken doen met ander bedrijf
B2C => vb bol.com
C2C => vb marktplaats.nl

BPR = Business Proces Redesign = herontwerpen van bedrijfsprocessen om te zien hoe ICT optimaal kan worden ingezet.
Doel van BPR is:
1) verbeteren van efficientie: minder kosten, dus artikelen goedkoper
2) verbeteren van effectiviteit: klant beter kunnen helpen.

Essentie van BPR:
- verbeteren van de klantgerichtheid
- herinrichten van de bedrijfsprocessen
- optimaal gebruik maken van ICT
- ondersteunen van een nieuwe manier van werken
- hanteren van prestatiemaatstaven

3.5. WorkFlowManagemante (WFM) = werkstroombesturing

Onderscheid:
* procedure management: specificeren van de procedures
* process managemanet: besturen van de bedrijfsprocessen

Voordelen WFM:
1) verhogen van de flexibiliteit
2) verkorten van de doorlooptijd
3) inzicht in het bedrijfsproces
4) verhogen van de productiviteit
5) verhogen van de kwaliteit
6) verhogen van de servicegraad

Bij WFM is routering belangrijk. Verschillende soorten routering zijn:
1) Sequentiele routering (alles na elkaar)
2) Conditionele routering (op basis van bepaalde condities wordt een alternatieve rout gevolgd)
3) Parallele routering (gedeeltelijk parallel naar dezelfde gebruiker routeren)

WFM maakt vaak gebruik van DIS (Documentair Informatie System)), dat is een informatiesysteem dat documenten verwerkt, bewaakt, distribueert en archiveert.

Een DIS kan met indexering, full text search of context retrieval doorzocht worden. Het indexeren, opzoeken en analyseren van documenten wordt ook wel EDMS (Electronic Document Management System) genoemd.

Voordelen DIS:
- documenten makkelijk te standaardiseren
- documenten makkelijk te ordenen, zoeken en selecteren
- documenten sneller beschikbaar, ook voor klanten
- documenten beter gearchiveerd en beveiligd
- documenten sneller en beter gedistribueerd.

GROUPWARE wordt vaak als aanvulling van WFM gebruikt. Drie factoren:
1) Communicatie
2) Cooperatie
3) Coordinatie
GW (Groupware) is vaak adhoc

Groupware producten kunnen worden ingedeeld naar toepassing (electronische agenda's, mail pakketten, conferentiesystemen) of tijd&plaats (zelfde tijd, zelfde plaats: synchronecommunicatie en interactie = vergadering; verschillende tijd, verschillende plaats: asynchrone communicatie en distributie = post)

3.6. ERP systemen (Enterprise Resource Planning) = alle resources beheren

ERP systemen t.b.v.:
- verbeteren bedrijfsprocessen
- integrale management ondersteuning van processen
- vervanging van afdelingssystemen door integraal systeem

In ERP zitten
1) stamgegevens = vaste tijdsonafhankelijke gegevens
2) transactiegegevens = tijdsafhankelijke gegevens zoals order- of productiegegevens

Logistieke besturing; drie grondvormen:
1) produceren op voorraad (zowel grondstoffen als eindproductgen op voorraad)
2) assembleren op voorraad (grondstoffen op voorraad, eindproducten op bestelling)
3) maken op order (geen voorraad)

3.7. CRM systemen (Customer Relationship Management) = voor integrale ondersteuning van het koopproces

CRM kan ingezet worden op het gebied van:
1) Marketing:
   - gericht benaderen
   - credit scoring
   - cross selling
   - upselling
   - retentie
2) Verkoop:
   - generenen van verkoopkansen
   - kwalificeren verkoopkansen
   - vaststellen klantbehoefte
   - opstellen offertes
   - afsluiten order en vastleggen afspraken
   - relatiebeheer
3) Service:
   - alle informatie over service contracten vastleggen en beheren.


4. Ontwikkeling van informatiesystemen

management cyclus informatieverzorging
Zie figuur 4
Informatieplanning is van groot belang voor sturing en beheersing bij de informatiesysteem ontwikkeling en daarmee onderdeel van de managementcyclus voor informatievoorziening.

In een organisatieplan spelen de volgende begrippen een belangrijke rol
- Beleid: concrete en consistente visie v.h. management van de organisatie, die bestaat uit een missie, een strategie en de doelstellingen van de organisatie.
- Missie: "wat voor soort organisatie zijn we", bestaansreden.
- Strategie: de globale richting die de organisatie wil volgen om de doelen te bereiken.
- Doelstellingen: concrete eindtermen die antwoord geven op de vraag "Wat wil de organisatie bereiken?".

Concrete doelen zijn SMART:
- Specifiek
- Meetbaar
- Acceptabel
- Realistisch
- Tijdsgebonden.

In een informatieplan spelen de volgende begrippen een belangrijke rol:
- Informatiebeleid: concrete en consistente visie v.h. management van de organisatie t.a.v. de informatievoorziening
- Doelstellingen: concrete eindtermen die antwoord geven op de vraag: "wat wil de organisatie met de informatievoorziening bereiken?" (SMART)
- Projecten: in het informatieplan wofden voorstellen gedaan voor projecten om het informatiebeleid te realiseren.

Projecten moeten voldoen aan de STOEP-factoren:
- Sociaal: gevolgen voor de medewerkers
- Technisch: technische problemen die opgelost moeten worden
- Organisatorisch: wie moet welke werkzaamheden uitvoeren
- Economisch: kosten en baten van het project
- Politiek: heeft het project voldoende draagvlak binnen de organisatie.

Informatieplanning is een continu proces dat bestaat uit de volgende stappen:
1) Beleidsvorming: situatie analyse
   - visie op de rol van de informatievoorziening
   - doelstellingen van de informatievoorziening
   Voor het in kaart brengen van de huidige situatie gebruikt men de volgenden modellen:
   - informatiemodel: de informatiearchitectuur van de organisatie
   - organisatie structuur: een organigram waaruit duidelijk blijkt wie de eigenaar is van bepaalde informatie
   - configuratie schema: een model voor de technische faciliteiten van de informatievoorziening
2) Beleidsrealisatie: adviesvorming
   - architectuur van de informatievoorziening
   - projectplanning en richtlijnen voor de realisatie
   De architectuur van de informatievoorziening bestaat uit 4 onderdelen:
   1) informatie architectuur: totaalbeeld van de samenhang tussen de informatiesystemen
   2) informatiesysteemarchitectuur: opbouw van het te ontwikkelen informatiesysteem
   3) technische architectuur: de techniek waarbinnen het informatiesysteem moet functioneren
   4) organisatorische architectuur: beleid voor de organisatorische inrichting van de informatieverzorging.

4.2 Werkwijzen voor systeemontwikkeling

1) integraal versus partieel: allesomvattend systeem bouwen of eerst een aantal delen van een informatiesysteem bouwen en later op zoek gaan naar het overkoepelende geheel. Integraal blijkt in de praktijk niet te werken.
2) deductie versus inductie: uitgaan van de huidige situatie en vandaar uit het informatiesysteem opbouwen (deductie)is goed bruikbaar bij stabiel organisaties, uitgaan van een soort ideaalbeeld voor de toekomst en op die manier je infosysteem bouwen (inductie) is vooral goed bruikbaar bij instabiele, dynamische organisaties.
3) top-down versus bottom-up: bij top-down is uitgangspunt het beleid van de organisatie (grote lijnen, dan details), bij bottom-up is de informatiebehoefte van de mensen op de werkvloer het uitgangspunt (eerst de details, dan de grote lijnen). Dan heb je ook nog centered-out...
4) lange versus korte levensduur: als het lang meemoet, dan proberen de systeemspecificaties in de verre toekomst proberen te voorzien en vast te leggen. als het niet lang mee moet, moet het kunnen evolueren over de tijd. Hier wordt vaak gebruik gemaakt van prototyping.
Etc.

4.3 Levenscycli

Globale en gedetailleerde indeling (SDM = System Development Methodology):
Aan het ontwikkelproject gaat vooraf een verkenning (informatieplanning)
Dan begin het ontwikkelproject met een analyse (definitiestudie), gevolgd door het ontwerp (functioneel ontwerp en technisch ontwerp), en tot slot de realisatie (bouw, acceptatie en invoering). Deze drie fasen worden per ontwikkelproject eenmalig en na elkaar doorlopen (waterval methode). Na de bouw van het informatiesysteem volgt het gebruik en geheer (cyclishc)
SDM is te star, eenmaal bezig met het project kan het niet meer worden bijgestuurd naar aanleiding van veranderende eisen...
Dus DSDM (Dynamic SDM): maakt gebruik van RAD (Rapid Application Development).

Meer nadruk op beheer van het infosysteem in het toestandenmodel van Looijen.
In elke toestand van het model moeten de bijbehorende beheertaken worden geactiveerd.
Deze taken staan genoemd op pagina 119, maar dat geloof ik verder wel.

4.4 Rollen en taken in een ontwikkeltraject:

1) Informatiemanager
2) Business systems analyst / business consultant
3) Informatiearchitect
4) Informatieanalist
5) Systeemontwerper
6) Programmeur
7) Webdesigner
(voor hun specifieke rollen zie het boek)

4.5 Documentatie

1) projectdocumentatie
   - project management documentatie
   - ontwerp documentatie
2) systeemdocumentatie
   - specificaties
   - handleidingen
   - procedures
   - instructies

4.6 Methoden voor systeemontwikkeling:

1) RAD = Rapid Application Development
2) MAD = Model-based Application Development
3) SDM = System Development Methodology
4) DSDM = Dynamic SDM Incrementeel en iteratief
   Prioriteiten aan eisen stellen:
   MoSCoW: Must have, Should have, Could have, Want to have

5. Kwaliteit van informatiesystemen

5.1. Kwaliteitsaspecten van een informatiesysteem

Eisen aan de informatie:
- info moet juist zijn
- info moet volledig zijn
- info moet actueel zijn
- info moet controleerbaar zijn
- info moet nauwkeurig zijn

Aggregatie = verzamelen van gedetailleerde informatie tot globale informatie.
Selectie = beperken van grote hoeveelheden globale informatie tot alleen die gedetailleerde informatie waar behoefte aan is.

Gebruikseisen die aan informatiesystemen worden gesteld:
- tijdigheid
- integriteit
- beveiliging (identificatie, authenticatie en authorisatie)
- efficiency
- effectiviteit
- gebruiksvriendelijkheid

Beheerseisen die aan informatiesystemen worden gesteld:
- flexibiliteit
- onderhoudbaarheid (correctief, adaptief, perfectief onderhoud)
- testbaarheid
- portabiliteit
- integreerbaarheid
- inpasbaarheid
- herbruikbaarheid

5.2. Kwaliteitseisen

Gebruikerseisen zijn onder te verdelen in:
1) functionele eisen: wat moet het informatiesysteem doen -- effectiviteit
2) prestatie eisen(kwaliteitseisen): hoe voert het informatiesysteem taken uit (in welke mate, binnen welke tijd, in welke hoeveelheid, op welke manier, tegen welke kosten etc). -- efficientie

Onderverdeling op basis van urgentie:
1) dwingende eisen: eisen waaraan zonder meer moet zijn voldaan
2) dringende eisen: eisen waaraan op termijn voldaan moet worden
3) bijkomstige eisen: eisen waarvan het prettig zou zijn als eraan vooldaan wordt, maar essentieel voor de werking van het informatiesysteem zijn ze niet.

5.3. Relatie kwaliteit en kosten

Om opdrachtgevers bewust te maken van de relatie tussen kwaliteit en kosten, moet voor elk informatiesysteem aan twee voorwaarden worden voldaan:
1) de ontwerper maakt verschillende ontwerpen voor de verschillende kwaliteitsniveaus
2) de informatieanalist maakt de voor- en nadelen van de alternatieven duidelijk aan de gebruiker en de opdrachtgever.

5.4. Kwaliteitssystemen en kwaliteitsmodellen

ISO
ISO 8402: definitie van alle begrippen die een rol spelen bij de beschrijving van een kwaliteitssysteem en de samenhang tussen deze begrippen.
ISO 9000: IT specifieke aanvullingen op 8402
ISO 9001: extern - klanttevredenheid
ISO 9004: intern - kwaliteitscertificering voor interne bedrijfsvoering

CMM (Capability Maturity Model): volwassenheid van de organisatie in kaart brengen.
CMM onderstreept de noodzaak tot continue verbetering van het kwaliteitssysteem
5 maturity niveaus:
1) initieel (ongestructureerde en chaotisch proces)
2) herhaalbaar
3) gedefinieerd
4) bestuurd
5) geoptimaliseerd

Door het gebruik van een goede projectmanagementmethode als DSDM of Prince2 kan men tot maximaal niveau 3 komen.

Vergelijk ISO - CMM:
ISO: software ontwikkelaar levert kwalitatief goed werk
CMM: de bedrijfsprocessen zijn op een hoger niveau gebracht. Belangrijk is dat de volwassenheid van leverancier en klant op elkaar zijn afgestemd, anders gaat het mis.

EFQM/INF voor de verhoging van de kwaliteit van de bedrijfsvoering.
Fasering:
1) productgeorienteerd
2) procesgeorienteerd
3) systeemgeorienteerd
4) ketengeorienteerd
5) totale zorg voor kwaliteit: voortdurende aandacht voor verbeteringen.

Interne en externe auditoren kunnen aan de hand van vragenlijsten nagaan hoe volwassen de verschillenden onderdelen uit het INK model zijn. Dan kan er een strategie worden ontwikkeld om de resultaten te verbeteren en vervolgens kunnen dezelfde vragenlijsten weer gebruikt worden om te meten hoe volwassen de organisatie na de verbeteringen is.
(INK en CMM kunnen op dezelfde manier worden ingezet)