Academy Track (AMBI)
JavaScript Tree Menu

Exameneisen HSB.2

1. Het proces van informatiesysteemontwikkeling

1.1 Benaderingswijzen voor informatiesysteemontwikkeling
De kandidaat heeft inzicht in de verschillende benaderingswijzen voor systeemontwikkeling.
De kandidaat kan:

  1. verschillende benaderingswijzen beschrijven, zoals de gegevens- en procesbenadering, de modelmatige, en objectgeoriënteerde benadering;
  2. in een gegeven situatie de voor- en nadelen van de verschillendebenaderingswijzen aangeven;
  3. binnen de objectgeoriënteerde benadering onder andere de begrippen klasse, encapsulatie, data hiding en overerving verklaren.

1.2 Gebruik van SDM als lineaire ontwikkelstrategie
De kandidaat kan:

  1. de fasen enAactiviteitenAvanASDM op zich en in onderlinge samenhang beschrijven;
  2. de modellen en producten uit SA/SD onderbrengen in de juiste fasen,activiteiten van SDM;
  3. beschrijven in hoeverre SA/SD de activiteiten van SDM afdekt.

2. Procesgerichte informatiesysteemontwikkeling

2.1 De modellen en producten van Structured Analysis/Structured Design
De kandidaat kan de modellen en producten van Structured Analysis en Structured Design (SA/SD) volgens Yourdon in hun onderlinge samenhang beschrijven.

2.2 Structured Analysis/Functioneel ontwerp

  1. De kandidaat kan, uitgaande van een gegeven situatie, de modellen en producten van Structured Analysis volgens Yourdon opstellen en interpreteren. Dit betreft binnen het essentiële model (essential model):
    • het omgevingsmodel (environmental model) met als producten:
      • de doelomschrijving
      • het context-diagram
      • de gebeurtenissenlijst.
    • het gedragsmodel (Behavioral Model) met als producten:
      • het procesmodel in gelaagde data flow diagrams (zowel via event partitioning als via top-down decompositie), waarbij de kandidaat op juiste wijze rekening houdt met de regels voor de grootte en de complexiteit van de processen, en die voor samenhang (cohesion) binnen, en koppeling (coupling) tussen de processen;
      • de processpecificaties in gestructureerde taal en beslissingstabellen;
      • het besturingsmodel in state transition diagrams;
      • het gegevensmodel in een ERD (dit wordt in detail uitgewerkt in HSB.1);
      • de data dictionary voor datastores en stromen.
    • De kandidaat kan, uitgaande van een gegeven situatie, het gebruikersimplementatiemodel opstellen:
      • de mens-machinegrens trekken
      • de noodzakelijke extra handmatige procedures aangeven
      • de operationele beperkingen aangeven
      • een effectieve mens-machine-interface ontwerpen
      • de samenhang tussen de schermen vastleggen met state transition diagrams.
    • De kandidaat kan in een gegeven situatie de maatregelen voor de administratieve organisatie en de interne controle aangeven en verklaren.

2.3 Structured Design/Technisch Ontwerp
De kandidaat kan, uitgaande van een gegeven situatie, de modellen en producten van Structured Design volgens Yourdon opstellen en interpreteren.

  1. De kandidaat kan het systeemimplementatiemodel maken door:
    • het processormodel op te stellen
    • de machine-machine-interfaces te ontwerpen, rekening houdend met de hardware-en software-omgeving en met de gewenste communicatie het taakmodel op te stellen.
  2. De kandidaat kan het programmatuurimplementatiemodel maken door van een taak een structure chart te ontwerpen met transformatie- en/of transactieanalyse, waarbij de kandidaat op de juiste wijze rekening houdt met de regels voor grootte en complexiteit van de modulen, en die voor samenhang (cohesion) binnen, en koppeling (coupling) tussen de modulen.

2.4 Toetsen van de kwaliteit van het systeemontwerp
De kandidaat heeft vaardigheid in het toetsen van de kwaliteit van een systeemontwerp. De kandidaat kan uitgaande van een gegeven situatie:

  1. het systeemontwerp toetsen aan de kwaliteitsaspecten flexibiliteit, onderhoudbaarheid, testbaarheid, portabiliteit, connectiviteit, herbruikbaarheid, geschiktheid van de infrastructuur, betrouwbaarheid, continuïteit, efficiëntie, effectiviteit, juistheid, volledigheid, actualiteit, nauwkeurigheid, controleerbaarheid;
  2. de consistentie toetsen binnen en tussen de ontwikkelde modellen en producten zoals aangegeven in 2.2 en 2.3;
  3. de rol van walkthroughs hierbij aangeven.

2.5 Theorie van complexiteitsbeheersing binnen de informatiesysteemontwikkeling
De kandidaat kan aangeven hoe Yourdon' s SA/SD omgaat met complexiteit. De kandidaat kan:

  1. uitleggen wat het belang van de niveaus, de decompositie en de detaillering is;
  2. het effect van (de-)compositie op de gemaakte modellen en producten aangeven;
  3. bij (de-)compositie de samenhang (cohesion) binnen en de koppeling (coupling) tussen systeemcomponenten beschrijven en de consequenties hiervan aangeven.

3. Het meten, begroten en plannen van informatiesysteemontwikkeling

3.1 Metrieken voor informatiesysteemontwikkeling
De kandidaat heeft inzicht in enkele metrieken voor informatiesysteemontwikkeling. De kandidaat kan de metrieken Lines of Code, de methode van Halstead, methode van McCabe, en functiepunten omschrijven.

3.2 Functiepuntanalyse
De kandidaat heeft vaardigheid in het uitvoeren van een functiepuntanalyse (FPA) conform NESMA (Nederlandse Software Metrieken gebruikers Associatie). De kandidaat kan:

  1. het verschil aangeven tussen een gedetailleerde, een globale en een indicatieve FPA-telling en aangeven in welk stadium deze kunnen worden uitgevoerd, en welke specificaties daarvoor nodig zijn;
  2. in een gegeven situatie de omvang (uitgedrukt in functiepunten) van een informatiesysteem en van een project bepalen door het uitvoeren van een (al naar gelang gevraagd: gedetailleerde, globale of indicatieve) FPA-telling; dit houdt in het beargumenteerd vaststellen van het aantal functiepunten.

3.3 Begroten en plannen
De kandidaat heeft vaardigheid in het begroten en plannen van een informatiesysteemontwikkelingsproject. De kandidaat kan in een gegeven situatie of vanuit de theorie:

  1. op basis van de bepaalde projectomvang (in functiepunten) een begroting opstellen voor het project, waarbij de invloed van de relevante productiviteitsattributen wordt meegenomen;
  2. het productiviteitsmanagementsmodel gebruiken;
  3. een planning volgens PERT opstellen aan de hand van de aangegeven activiteiten en het kritieke pad bepalen uitgaande van onbeperkte menscapaciteit.

4. Geautomatiseerde hulpmiddelen voor informatiesysteemontwikkeling informatiesysteemontwikkeling.

4.1 Bruikbaarheid van geautomatiseerde hulpmiddelen voor informatiesysteemontwikkeling.
De kandidaat heeft inzicht in geautomatiseerde hulpmiddelen voor informatiesysteemontwikkeling.

  1. De kandidaat kan binnen SA/SD en binnen SDM: de mogelijkheden van het gebruik van geautomatiseerde hulpmiddelen aangeven ten aanzien van: systeemontwikkeling projectmanagement.
  2. De kandidaat kan binnen SA/SD en binnen SDM: aangeven welke consequenties de inzet van deze hulpmiddelen heeft op de projectdoorlooptijd en op de kwaliteit van het te ontwerpen systeem. Toelichting Waar in deze paragraaf wordt verwezen naar hulpmiddelen, betreft dit: CASE tools; zowel upper en lower CASE, als I-CASE (integrated CASE) 4GL (4e generatie-taal), programma- en applicatiegeneratoren scherm-en rapport-'painters' prototyping-gereedschap.

5. Het selecteren van standaardpakketten

5.1 Selectie van een standaardpakket
De kandidaat heeft vaardigheid in het selecteren van een standaardpakket. De kandidaat kan uitgaande van een gegeven situatie met het gegevensmodel of het procesmodel van het te automatiseren systeem als referentiemodel:

  1. een lijst opstellen met criteria waaraan het standaardpakket moet voldoen;
  2. de mogelijkheden en onmogelijkheden van een standaardpakket ten aanzien van de gewenste functionaliteit aangeven;
  3. door het vergelijken van het referentiemodel met de gegevensmodellen van de in aanmerking komende standaardpakketten het meest geschikte standaardpakket te kiezen.